Bonitz (Hermann), een verdienstelijk Duitsch letterkundige, werd geboren te Langensalza den 29sten Julij 1814. Hij studeerde te Leipzig en te Berlijn in de oude letteren, werd in 1836 leeraar aan een instituut te Dresden, daarna aan het Friedrich-Wilhelm-gymnasium, toen aan het “Graue Kloster,” beide te Berlijn, en vervolgens hoogleeraar aan het gymnasium te Stettin. In 1849 aanvaardde hij de betrekking van hoogleeraar aan de universiteit te Weenen, werd tevens mede-directeur van het Philologisch seminarium aldaar en ontwikkelde op het gebied van het onderwijs eene onverpoosde werkzaamheid.
In 1854 werd hij lid der Keizerlijke academie en in 1864 lid van den Raad van onderwijs. Het ontwerp van organisatie voor de Oostenrijksche gymnasia, door hem en Exner vervaardigd, is in 1854 aldaar ingevoerd en ook nu nog van kracht. Ook heeft hij sedert 1850 met anderen het “Zeitschrift für Oesterreichischen Gymnasialwesen” uitgegeven. Op wetenschappelijk gebied onderscheidt hij zich door eene grondige kennis der werken van Plato en Aristoteles en van hunne wijsgeerige stelsels. Van de vele werken, die hij over de oude Grieksche schrijvers in het licht gezonden heeft, wordt zijne uitgave der “Metaphysica” van Aristoteles als het belangrijkst beschouwd.