Boggio (Pier Carlo), lid van het Italiaansche Parlement en ijveraar voor de eenheid van zijn vaderland, werd geboren te Turijn in 1828, studeerde aldaar en bezat reeds als student de achting en het vertrouwen van den minister Cavour. Toen het constitutionéle dagblad “II resorgimento” door Balbo en Cavour in 1847 was gesticht, werd Boggio een van de ijverigste medewerkers. Daarenboven deed hij onderscheidene staatkundige vlugschriften in het licht verschijnen , terwijl hij uitgebreide “Beschouwingen over de absolute vrijheid van Kerk en Staat” uitgaf (1854).
Voorts werd hij benoemd tot leeraar in het constitutioneel regt aan de hoogeschool te Turijn, en nam als afgevaardigde voor Voghera en later voor Cunéo zitting in het Italiaansche Parlement. Zijne talenten als redenaar waren niet groot, maar hij maakte indruk door de overtuiging, waarmede hij streed voor de eenheid van Italië. Om hierover met den Paus en met Antonelli te onderhandelen, reisde hij in 1865 naar Rome. Bij het uitbarsten van den oorlog met Oostenrijk begaf hij zich aan boord van het admiraalschip “Re d’Italia” en hoopte deel te nemen aan eene roemrijke verovering van Venetië, doch in den slag bij Lissa (20 Julij 1866) werd genoemd admiraalschip in den grond geschoten, en Boggio vond een graf in de golven.