Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Blanc

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Ludwig Gottfried Blanc, hoogleeraar aan de Universiteit te Halle. Hij werd geboren te Berlijn den 19den September 1781. Als van Fransche afkomst, bezocht hij de Fransche school en het hiermede verbonden god­geleerd seminarium, en zag zich in 1806 be­noemd tot tweeden predikant bij de Hervormde Fransche gemeente te Halle, — voorts in 1809 tot derden predikant bij de Vereenigde (Duitsch- en Fransch-Hervormde) gemeente aldaar. Van deelneming verdacht aan eene zamenzwering tegen de regéring van Westfalen, werd hij in 1811 in hechtenis genomen en naar Cassel gebragt, waar de komst van een Russisch corps onder Czernitsjew hem den 28sten September 1813 de vrijheid weder­gaf. Hij toog naar Berlijn, ontving er eene aanstelling tot veldprediker, woonde den oorlog tegen Frankrijk bjj en keerde na het sluiten van den vrede naar Halle en naar zijne voormalige betrekking terug.

Hier werd hij in 1822 tot buitengewoon, in 1833 tot gewoon hoogleeraar en in 1838 tot tweeden predikant aan de domkerk benoemd. Hij hield collégie over de Fransche, Italiaansche en Spaansche taal- en letterkunde, en vooral had hjj zich toegelegd op de kennis der werken van Dante en van de geschrif­ten, die hierop betrekking hebben. Niet lang vóór zijn dood, die den 18den April 1866 te Halle voorviel, heeft hij eene vertaling der “Divina commedia” in rijmelooze jamben uitgegeven en vele donkere plaatsen in dat dichtstuk op eene schrandere wijze verklaard. Daarenboven heeft hij eene Italiaansche spraakkunst en eenige andere werken in het licht gezonden, en onderscheidene artikelen geleverd in de “Encyklopaedie” van Ersch en Grüber.

Jean Joseph Louis Blanc, een Fransch socialist en geschiedschrijver, geboren te Madrid den 28sten October 1813. Zijn vader was aldaar inspecteur-generaal van financiën

aan het hof van Joseph Bonaparte, en zijne moeder uit de familie Pozzo di Borgo van Corsica gesproten. Op dit eiland sleet Blanc zijne jeugdige jaren en begaf zich in 1820 naar eene school te Rhodez. De val der Bour­bons beroofde zijn vader van de jaarlijksche inkomsten, en toen Blanc zich in 1830 met zijn broeder naar Parijs begaf, had hij groote moeite, om zich eene ondergeschikte betrek­king te verschaffen als schrijver bjj de Flaugergues, den vroegeren voorzitter der Kamer van Gedeputeerden; deze was zijn gids op het gebied der staatkunde en poogde hem te leiden in de rigting van Benjamin Constant. Weldra echter geraakte de levendige jonge man op een geheel ander standpunt en omhelsde openlijk de democratische partij. Hij werd nu geplaatst als huisonderwijzer in Arras en was er werkzaam aan den “Propagateur du Pas de Calais.” In 1834 keerde hij terug naar Parijs, werd er medearbeider aan den “Bon Sens” en werd hiervan redacteur in 1836, terwijl hij tevens andere tijdschriften onder­steunde. Toen de nieuwe eigenaars van den democratischen “Bon Sens” in 1838 de rig­ting van dit geschrift wilden wijzigen, legde Blanc de redactie neder en stichtte de “Revue du progrès politique, social et littéraire”, terwijl tevens (1840) zijne merkwaardige “Organisation du travail” in het licht verscheen. In laatstgenoemd geschrift schreef hij de el­lende der arbeidende klasse toe aan de over­matige concurrentie, die zich door lage werk- loonen wil staande houden, en hij verlangde, dat de Staat, als de grootste kapitalist, de pro­ductie der nijverheid regelen en het bedrag der arbeidsloonen bepalen zou.

Als democratisch geschiedschrijver verwierf hij zich grooten roem door zijne “Révolution Française; histoire de dix ans 1830—1840 (Parijs 1841 tot 1845, 5 dln)”. Daarin wordt de staatkunde van Lodewijk Philips ontleed en veroordeeld. Minder opgang maakte zijne “Histoire de la révolution française”, die tegelijk eene sociale geschiedenis der 18de eeuw zou wezen. Bij het uitbarsten der Februarjj-revolutie speelde hij eene merkwaardige rol, daar hij tot secre­taris en vervolgens tot lid van het Voorloopig Bewind werd benoemd. Nu was hij in de gele­genheid, om zijne socialistische plannen in toepassing te brengen; hij zag zich belast met de portefeuille voor de zaken der arbei­ders en droeg niet weinig bij tot de oprujjing der werklieden, die het socialistisch programma wilden zien uitgevoerd. De Regering plaatste hem toen aan het hoofd van eene talrijke Commissie ten behoeve van den arbeid, welke over de belangen der werklieden beraadsla­gen zou. Hij werd toen zoo niet de schepper, dan toch de ziel van de “Nationale werkplaat­sen (Ateliers nationaux)”, waar tegen vast en hoog loon zulk slecht en zoo weinig werk werd verrigt, dat die instelling — door vele Rateliers nationaux (Nationale vreetplaatsen) ge­noemd — zeer spoedig begraven werd.

Ge­melde beraadslagingen werden afgebroken door den opstand van 15 Mei, waarbij al­thans de naam van Louis Blanc tot leus diende, en reeds toen werd in de Nationale Vergadering, waarin hjj zelf zitting had, eene aanklagt tegen hem ingebragt, maar te ver­geefs. Eerst na den Junij-opstand, toen de partijen vijandelijk tegenover elkander ston­den, nam de Vergadering in Augustus daar­aanvolgende het besluit, op voordragt van den procureur-generaal Corne, om eene geregtelijke vervolging tegen Louis Blanc in te stel­len, ofschoon hij zich op eene welsprekende wijze verdedigde. Hij onttrok zich door de vlugt aan een veroordeelend vonnis en begaf zich over Gent naar Londen. In het buiten­land heeft hij meer dan een merkwaardig ge­schrift over de Februarij-omwenteling uitge­geven. Hij vond er een gastvrij verblijf tot­dat de val van het Keizerrijk hem weder naar Parijs bragt, om er zich op nieuw aan te sluiten aan de voorstanders der republiek. Thans is hij aldaar, als lid der Nationale Vergadering, ijverig werkzaam. Wij voegen er nog bij, dat hij zijne “Histoire de la révolution Frangaise” in 1866 heeft voltooid.

Auguste Alexandre Charles Blanc, een jon­gere broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Castres den 17den November 1815, oefende zich aanvankelijk in de graveerkunst en verwierf zich later door zijne kunstcritiek in de dagbladen, die door zijn broeder wer­den geredigeerd, een gevestigden naam. Na de omwenteling van 1848 werd hij belast met het opperbestuur der zaken van beeldende kunst, en bleef in die betrekking tot in 1852. Daarna maakte hij zich vooral bekend door zijne “Histoire des peintres de toutes les écoles”, een prachtwerk, dat in maandeljjksche afleveringen verscheen. Voorts heeft hij een aantal andere belangrijke werken over schilderkunst het licht doen zien.

Louis Blanc, een uitstekend schilder, die te Berlijn geboren werd, aldaar het onder­wijs van Hübner genoot en een aantal voor­treffelijke doeken leverde, die door steendruk­ken algemeen bekend zijn geworden. Hjj onder­scheidt zich door de eigenaardige uitdrukking, die hij aan zijne personen weet te geven, en door een fraai coloriet.

< >