Vastgoedmanagement

Willem G. Keeris (2018-2019)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Fiscale beleggingsinstelling

betekenis & definitie

Fiscale beleggingsinstelling is de algemeen gehanteerde, niet gespecificeerde benaming voor een vastgoed-beleggingsinstelling, die de fiscale status op aanvraag van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markt heeft verkregen, op basis van het voldoen aan de daartoe gestelde criteria – en het vooralsnog blijvend voldoen daaraan –, ten einde daardoor via het 0 %-tarief aangeslagen te worden voor de verschuldigde vennootschapsbelasting.

Ook wel genoemd: fbi.

Zie ook: Autoriteit Financiële Markt, belasting (fiscaal), beleggen, belegging, beleggings-instelling, De Nederlandsche Bank, vastgoed-beleggingsinstelling en vennootschapsbelasting.

Dat fiscale tarief van 0 % over de beleggingsinkomsten voor de vennootschapsbelasting, ‘VpB’, moet niet gezien worden als géén belasting betalen, want dat wordt er wel, zij het te-gen het tarief van 0 %. Deze tegemoetkoming heeft als reden het voorkomen van dubbele be-lastingbetaling door de aandeelhouders, of certificaathouders: eerst via de beleggingsinstelling en vervolgens nog eens privé. Aan de toekenning van de fbi-status is onder meer de voorwaarde gekoppeld, dat het om een groepsbelang van beleggers gaat. Dat is ook de achtergrond van de opgelegde beperking van het opgebouwde belang voor een deelnemer in die beleggingsinstelling. Fiscaal wordt die in-stelling namelijk gezien als een verlengstuk van het handelen van elk van de betrokken afzon-derlijke beleggers en dan moet dat individueel handelen natuurlijk wel met elkaar samenval-len. Zo geredeneerd moet het netto-verkregen resultaat dan ook jaarlijks (nagenoeg) volledig aan die vastgoedbeleggers worden toegekend en wel binnen acht maanden na afloop van het afgesloten boekjaar. Dat uit te keren resultaat is het dividend op de belegging.

Wat fiscaal ge-zien inkomsten betreft, waarover belasting betaald dient te worden, de dividendbelasting. De beleggingsinstelling moet namens de fiscus op voorhand die dividendbelasting per deelnemer inhouden, voordat tot uitkering van het resultaat wordt overgegaan.

Zie ook: aandeelhouder, belegger, boekjaar, deelnemer, dividend, dividendbelasting en inkom-sten.

De deelnemers van de beleggingsinstelling kunnen de Nederlandse nationaliteit hebben, of die van een ander land. In dat laatste geval is sprake van afwijkende belastingregimes. Zo betalen buitenlandse beleggers, als natuurlijke persoon, in hun eigen land belasting volgens de voor hun situatie geldende criteria, wat bij de Nederlandse belastingheffing buiten beeld blijft. De consequentie daarvan is, dat er ongelijke fiscale behandeling plaatsvindt binnen één fiscale entiteit, wat strijdig is met het algemeen internationaal gehanteerde gelijkheidsbeginsel. Ten einde aan dat probleem tegemoet te komen – en om buitenlandse beleggers algemeen tegemoet te komen uit politieke overwegingen – besloot de regering Rutte III bij haar aantreden (2017) de dividendbelasting af te schaffen. Dat het voorstel kon niet omgezet in beleid (2018), met beoogde uitwerking in wet- en regelgeving (2020), omdat het politiek toch niet haalbaar bleek te zijn (2018).

Zie ook: dividend.

Zou de dividendbelasting wel afgeschaft zijn, dan zou dat vergaande gevolgen hebben gehad voor de fbi’s. Wat dan met name de niet-beursgenoteerde fbi’s getroffen zou hebben. Want juridisch gezien zou daardoor de Nederlandse staat het volledige recht verliezen belasting te heffen over Nederlands vastgoed. Dat maakte een herziening van de fiscale uitzonderingssitu-atie van een fbi nodig in die zin, dat fiscale beleggingsinstellingen niet meer direct zouden mogen beleggen in Nederlands vastgoed. Veel fbi’s zouden daardoor hun status moeten her-overwegen, of anders zich als beleggingsinstelling moeten herstructureren. In dat laatste geval zou het omzetten van het directe vastgoed uit de beleggingsportefeuille in indirect vastgoed op zich nog wel goed oplosbaar geweest zijn, maar de aard van de beleggingen zou daarmee structureel anders van aard zijn geworden – wat mogelijk niet paste bij de betrokken vast-goedbeleggers en hun beleggingsoverwegingen, daarop gebaseerde vastgoed-beleggingsbeleid en opgebouwde -beleggingsportefeuille. Zie ook: beleid, beleggingsbeleid, direct vastgoed, indirect vastgoed, vastgoed en vastgoed-beleggingsportefeuille. Ter nadere verduidelijking: door het algemeen afschaffen van de te heffen dividendbelasting zou het verschil opgeheven zijn tussen Nederlandse en buitenlandse beleggers.

Die door het Kabinet gewenste, maar breed omstreden, correctie werd ingegeven door het ‘streven naar neutraliteit’ van het stelsel van belastingheffing. Dat houdt in, dat alle verschillende vormen van belastbare handelswijzen in principe op dezelfde grondslag belast zouden moeten wor-den. Verschillen op dat punt werken marktverstorend door via de waarderingsmethodiek en zo in de daarmee te verkrijgen waardeverschillen. Alleen indien er zwaarwegende argumenten aangevoerd kunnen worden, kan van dat neutraliteitsbeginsel afgestapt worden. Dan moet het gaan om het tegengaan van ongewenst geachte ontwikkelingen. Of juist het omgekeerde, na-melijk het bevorderen van een bepaalde gewenste ontwikkeling. Want met de afschaffing van de dividendbelasting zou het heffingsrecht verloren gaan op in Nederland verkregen beleg-gingsresultaten uit vastgoed.

Zie ook: waarde en waardering(-smethode).

Om de status van fiscale beleggingsinstelling te krijgen, moet deze ten eerste zelf door de instel-ling worden aangevraagd. En ten tweede moet dan voldaan worden aan door de fiscus gestel-de voorwaarden. De belangrijkste bepalingen betreffen de volgende punten:

•Het moet een nv, bv, of fonds voor gemene rekening zijn.
•Met plaats van vestiging in Nederland.
•Waarbij het niet is toegestaan, dat een niet binnen Nederland wonende, of gevestigde, partij een belang heeft van meer dan 25 %, zijnde een natuurlijke persoon, fonds voor gemene reke-ning, of aandelenvennootschap.
•De doelstellingen en feitelijke aard van de werkzaamheden dienen het beleggen van vermogen te betreffen, waarbij het wel is toegestaan geldmiddelen liquide aan te houden in afwachting van een beter geacht beleggingsmoment.
•Er zijn beperkingen gesteld ten aanzien van het aantrekken van vreemd vermogen.
•Jaarlijks moet de netto-fiscale winst aan de deelnemers beschikbaar gesteld worden binnen een periode van acht maanden na afsluiting van het boekjaar.
•Waarbij de winst in gelijke mate verdeeld wordt over de deelnemers-, of participatiebewijzen.

Zie ook: bv, fonds voor gemene rekening, geld, liquide, middelen, nv, participatiebewijs, ven-nootschap, vermogen, vreemd vermogen en winst.

De gestelde financieringsgrenzen voor het vreemd vermogen moeten uitdrukking geven aan een normaal vermogensbeheer. De beleggingen mogen daardoor gefinancierd worden via:

•Schulden op vastgoed tot maximaal 60 % van de boekwaarde.
•Andere schulden tot maximaal 20 % van de boekwaarde van de (eventuele) overige beleggin-gen.

Zie ook: beheer, beheerder, boekwaarde, schuld en vermogensbeheerder. Indien de fiscale beleggingsinstelling genoteerd is aan de officiële Amsterdamse effectenbeurs, dan geldt nog een aanvullende bepaling. Namelijk, dat het niet is toegestaan, dat 45 % of meer van de deelnemersbewijzen geconcentreerd in bezit is van één fiscaal belast lichaam, of één groep daarvan, in een samenwerkingsverband. Dit omdat de instelling een onafhankelijk be-leid moet kunnen voeren, los van de invloed van één grote, dominerende deelnemer. Want de zeggenschap behoort te berusten bij de bestuurders en de commissarissen als de interne toe-zichthouders van de onderneming. Zie ook: deelneming, effectenbeurs, onderneming en toezicht. Aanvullend op de fbi is er nog een beleggingsinstelling vanuit fiscale oogmerken ingesteld, namelijk de ‘vrijgestelde beleggingsinstelling’, ook wel genoemd ‘vbi’. Deze constructie is gericht op het voorkómen, dat buitenlandse beleggers in Nederland géén belasting betalen over aangehouden vastgoed. Tags: aandeelhouder – Autoriteit Financiële Markt – beheer – beheerder – belasting (fiscaal) – beleggen – belegger – belegging – beleggingsbeleid – beleggingsinstelling – beleid – boekjaar – boekwaarde – bv – deelnemer – deelneming – De Nederlandsche Bank – direct vastgoed – dividend – dividendbelasting – effectenbeurs – fbi – fonds voor gemene rekening – geld – indirect vastgoed – inkomsten – liquide – markt – middelen – nv – onder-neming – ontwikkeling – participatiebewijs – schuld – toezicht – vastgoed-beleggingsinstelling – vastgoed-beleggingsportefeuille – vbi – vrijgestelde beleggingsinstel-ling – vastgoed – vennootschap – vennootschapsbelasting – vermogen – vermogensbeheerder – vreemd vermogen – waarde – waardering(-smethode) – winst.