Vastgoedmanagement

Willem G. Keeris (2018-2019)

Gepubliceerd op 30-05-2019

Beleggingsinstelling

betekenis & definitie

Beleggingsinstelling is de algemeen gehanteerde, niet gespecificeerde benaming, als verzamel-naam, voor beleggingsfondsen en -maatschappijen.

Zie ook: beleggen, beleggingsfonds, beleggingsinstelling, beleggingsmaatschappij, fonds en instelling.

De benaming beleggingsinstelling is de meer algemene aanduiding voor zowel een beleggings-fonds als een -maatschappij. Hoewel dezelfde benaming wordt gehanteerd voor deze beide ondernemingsvormen, is er een gradueel verschil tussen die typen instellingen. Bij een beleggingsmaatschappij betreft het een rechtspersoon, die de uit de markt aangetrokken gelden ten behoeve van die (anonieme) beleggers belegt. Zie ook: belegger, geld, markt en rechtspersoon.

Een beleggingsfonds is géén rechtspersoon en er is daarbij sprake van een afgezonderd ver-mogen van het collectief van de deelnemers, dat ten behoeve van deze wordt bewaard en be-heerd. Waarbij de eigendom onverdeeld in gemeenschap bij deze personen blijft berusten.

Zie ook: deelnemer, eigendom en vermogen.

Aan de beleggingsinstelling is een specifieke juridische en fiscale status verbonden. Tot 1 juli 1980 was voor een beleggingsinstelling bepalend, dat (nagenoeg) uitsluitend belegd mocht worden in effecten, vastgoed, of hypothecaire schuldvorderingen. Vanaf die datum geldt, dat er slechts sprake moet zijn van het beleggen van vermogen, zonder dat deze beide begrippen nader zijn toegelicht. Zie ook: effect, hypotheek, schuld en vastgoed.

Voor een vastgoed-beleggingsinstelling zijn de volgende aspecten van belang:

•Beperking risico: Als uitgangspunt geldt, dat een dergelijke belegger vermogen bezit en daarop een rendement probeert te krijgen in de vorm van periodieke beleggingsopbrengsten en/of waarde-ontwikkeling, dan wel koerswinsten, waarbij slechts een beperkt risico wordt gelo-pen.
•Beperking handelsactiviteiten: Wanneer binnen de beleggingsinstelling het nastreven van vermogenswinsten (te) grote nadruk krijgt en de omzettingen van de beleggingen zeer fre-quent worden, is het de vraag of van beleggen, of van handel sprake is, zodat er voor een beleggingsinstelling een redelijke tijdspanne dient te zitten tussen de momenten van aan- en verkoop van de belangen en dat zonder enige regelmaat.

Zie ook: aankoop, beleggingswaarde, koers, ontwikkeling, rendement, risico, verkoop en winst.

De Nederlandsche Bank, als toezichthouder, stelt, dat een vastgoed-beleggingsinstelling is aan te merken als een kredietinstelling, of bankinstelling – en dan de wettelijke voorschriften dient na te leven dienaangaande –, indien het vreemd vermogen aantrekt ter financiering van de be-leggingsactiviteiten. De wet definieert wat een bank is en verbiedt het uitoefenen van het bankbedrijf zonder vergunning van De Nederlandsche Bank. In het genoemde geval is de beleggingsinstelling dus vergunning plichtig. Per 1 juli 2002 hebben dergelijke instellingen echter vrijstelling gekregen en kunnen zij zich kwalificeren als financieringsmaatschappij. Wel moet melding gedaan worden ten aanzien van het punt bestuurders en commissarissen.

Zie ook: bank, De Nederlandsche Bank, financiering, financieringsmaatschappij, krediet, toe-zicht, vastgoed-beleggingsinstelling en vreemd vermogen.

De beleggingsinstellingen zijn in te delen naar:

•1e De aard van de opgenomen beleggingen.
•2eDe juridische vorm van de organisatie.
•3e De fiscale status van de onderneming.
•4e De aard van de kapitalisatie van de beleggingen.

Ad 1 De beleggingsinstelling kan zich gespecialiseerd hebben in het beleggen in een specifieke beleggingsmogelijkheid, met eventueel nog een geografische, valutaire, economische en/of categorale afbakening. Daarvoor geldt een algemeen gehanteerde indeling voor de beleggings-instellingen, die uitgaat van de oriëntatie ervan op specifieke markten en beleggingscategorie-en, te weten:

•De Europese niet-genoteerde beleggingsinstelling.
•De pan-Europese genoteerde beleggingsinstelling.
•De meer gespecialiseerde beleggingsinstelling, met name daarbij de beursgenoteerde, onder te verdelen naar:
-specialisatie op één beleggingscategorie, gefocust op het eigen land, of zelfs een geografisch bepaald marktgebied daarbinnen, ook wel genoemd ‘nationaal sectorfonds’;
-specialisatie in één beleggingscategorie, gespreid over meerdere landen, ook wel genoemd ‘multinationaal sectorfonds’;
-opname van meerdere beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille, die in het eigen land zijn gelokaliseerd, ook wel genoemd ‘nationaal multisectorfonds’;
-opname van meerdere beleggingscategorieën in de beleggingsportefeuille gespreid over meer-dere landen, ook wel genoemd ‘internationaal multisectorfonds’.

Het is ook mogelijk, dat er een portefeuille opgebouwd is via een samenstelling van verschil-lende beleggingsmogelijkheden, al dan niet volgens een beleidsmatig bepaalde mengverhou-ding. In dat geval wordt het een ‘gemengde beleggingsinstelling’ genoemd.

Daarnaast kan de portefeuille van de beleggingsinstelling opgebouwd zijn uit aandelen in ande-re vastgoed-beleggingsinstellingen, in welk geval die instelling dan een ‘dakfonds’, of ‘Fund of Funds’, genoemd wordt.

Het predicaat ‘gespecialiseerde vastgoed-beleggingsinstelling’ zegt nog niets, omdat dit aspect niet in de begripsomschrijving is meegenomen. Gebruikelijk wordt hiervoor aange-houden, dat een substantieel deel van de toegekende waarde aan het belegd vermogen geïn-vesteerd dient te zijn in één beleggingscategorie, waarbij voor ‘substantieel’ een percentage van minimaal 65 % wordt aangehouden.

Beleggers richten zich sterk op deze specialisatie, maar hebben tevens de wens van ‘one-stop-shopping’, dat wil zeggen investeren in meerdere, gespecialiseerde fondsen, maar dat dan bij een en dezelfde beleggingsinstelling, die voor die belegger optreedt als de aanbieder voor diens gewenste beleggingsmogelijkheden én als diens belangenbehartiger bij dat beleggen. Zodoende zijn er beleggingsinstellingen, die aan die wensen tegemoetkomen en daarvoor zijn ingericht als zogenaamd ‘fonds-complex’, of ‘power house (national)’. Dit houdt in een verzameling van verschillende fondsen, elk met een eigen management en beleggingsbe-leid, binnen één holdingstructuur.

Ad 2 Ten aanzien van de juridische vorm van de beleggingsinstellingen zijn er de in de aanhef al genoemde twee hoofdtypen te onderscheiden, namelijk die van de beleggingsmaatschappij-en en die van de beleggingsfondsen. Het verschil hiertussen is dat een beleggingsmaatschap-pij een rechtspersoon is in de vorm van een besloten vennootschap, de bv, of naamloze ven-nootschap, de nv. Terwijl het beleggingsfonds gebaseerd is op een contractuele overeenkomst tussen de deelnemers. In het eerste geval verwerven de deelnemers tegen betaling een aandeel en in het tweede geval storten zij een financiële bijdrage in een gemeenschappelijk fonds. In beide gevallen krijgen zij daarvoor een bewijs van deelneming in de vorm van pro rato aande-len, certificaten van aandelen, of participatiebewijzen.

Om onder bepaalde knellende regelgevingen voor naamloze vennootschappen uit te komen, is voor open-end nv-beleggingsinstellingen de juridische vorm van ‘beleggingsinstelling met veranderlijk kapitaal’ ingesteld. Hierdoor is het mogelijk voortdurend eigen aandelen, certi-ficaten, of participatiebewijzen, in te kopen en te emitteren tegen de intrinsieke waarde. An-ders was daar onder meer voortdurend een besluit van een aandeelhoudersvergadering voor nodig en zou niet meer dan 10 % van de eigen aandelen in bezit mogen zijn. Zie ook: aandeel, aandeelhoudersvergadering, algemene vergadering van aandeelhouders, certi-ficaat van aandeel, emissie, emittent, intrinsieke waarde en participatiebewijs.

Voor een beleggingsinstelling met veranderlijk kapitaal gelden in dit verband vrijstellingen, die het functioneren mogelijk maken, onder voorwaarde dat:

•De instelling aangemerkt wordt als een nv.
•Met uitsluitend tot doel haar vermogen te beleggen bij gespreide risico’s.
•Waarbij de aandeelhouders in de opbrengst delen.
•Waarvoor het bestuur de statutaire bevoegdheid heeft verkregen tot het uitgeven, verwerven en vervreemden van eigen aandelen, met de beperking, dat slechts tot emissie van gewone aandelen besloten mag worden, indien voor deze nieuwe aandelen een beursnotering is ver-kregen.
•Terwijl eveneens statutair is vastgelegd, dat het een beleggingsinstelling met veranderlijk kapi-taal betreft, wat dan ook in alle geschriften en publicaties duidelijk vermeld dient te worden.

De beleggingsfondsen kunnen verder nog worden onderscheiden naar de indeling van het zogenaamde ‘gesplitst fonds’ en ‘ongesplitst fonds’. Bij een gesplitst fonds is de portefeuille samengesteld uit afzonderlijke delen, ‘depoteenheden’ genoemd, met een vast aantal deelnemersbewijzen, de ‘(depot)fractiebewijzen’. Deze bewij-zen geven dus recht op dat bepaalde deel van de portefeuille, waaraan ze gerelateerd zijn. Daardoor zijn deze fractiebewijzen onderling niet gelijk qua kwaliteit – en daarmee qua risi-coprofiel –, zodat zij afzonderlijk gewaardeerd moeten worden. Slechts door aan- of verkoop-transacties binnen het betreffende deel van de beleggingsportefeuille kan het aantal van dat type fractiebewijzen worden aangepast.

Bij een ongesplitst beleggingsfonds blijft de beleggingsportefeuille één geheel en zijn de deel-nemersbewijzen niet gerelateerd aan een specifiek deel daarvan, zodat zij onderling gelijk zijn en zij elk een evenredig deel van de waarde vertegenwoordigen. Deze bewijzen zijn zodoende onderling uitwisselbaar en daardoor goed, zelfs desgewenst op elk moment, te verhandelen.

Ad 3 Bij een besloten beleggingsfonds hebben de deelnemers direct recht op hun deel van de beleggingsopbrengsten naar rato van hun participatiebewijzen. Het vermogen van het fonds is dan ook rechtstreeks en gemeenschappelijk eigendom van het collectief van die deelnemers. Fiscaal wordt dat gezien als een directe belegging. Daardoor zijn de gerealiseerde koerswin-sten niet belast en worden de overige beleggingsopbrengsten alleen belast voor de inkom-stenbelasting.

Indien er sprake is van een open beleggingsfonds, dan is dit fiscaal gelijkgesteld aan een ven-nootschap, evenals de beleggingsmaatschappijen, die immers gebaseerd zijn op deze onder-nemingsvorm. De beleggingsresultaten komen daarbij eerst ten goede aan de vennootschap, of het open fonds, dat daarover vennootschapsbelasting betaalt. En vervolgens worden uitke-ringen gedaan aan de deelnemers, die daarover inkomstenbelasting betalen. Dit houdt zo-doende een dubbele belastingheffing in, dit in tegenstelling tot de situatie bij een besloten be-leggingsfonds. Dit nadeel kan worden opgeheven, indien de vennootschap, of het open fonds, de status verkrijgt van ‘fiscale beleggingsinstelling’. In dat geval wordt de verschul-digde vennootschapsbelasting verrekend tegen het 0 %-tarief.

Zie ook: vennootschapsbelasting. Ad 4 De aard van de kapitalisatie van de beleggingsinstelling heeft betrekking op de wijze, waarop het aantal uitstaande aandelen, certificaten van aandelen, of participatiebewijzen, kan veranderen op basis van het door de individuele belegger genomen initiatief daartoe. Dit as-pect brengt een onderverdeling in twee hoofdtypen met zich mee, te weten de ‘open kapitali-satie’ en de ‘gesloten kapitalisatie’, ofwel de ‘open-end’ en ‘closed-end’ situatie. In het laatste geval is bij de opzet van de beleggingsinstelling niet (meer) voorzien in het vrij toe- of uittreden van het kapitaal van de deelnemers. Nieuwe aandelen, certificaten van aandelen, c.q. participatiebewijzen, worden slechts door een georkestreerde emissies uitgegeven.

Zie ook: kapitalisatie. Bij een open-end situatie is wel vrije toe- en uittreding van kapitaal mogelijk op individueel initiatief van de deelnemers. Deze instellingen geven bij een openstaande vraag permanent nieuwe aandelen, certificaten van aandelen, c.q. participatiebewijzen, uit en omgekeerd kopen zij die weer zelf in bij een openstaand aanbod daarvan tegen de vastgestelde intrinsieke waar-de.

Daarnaast is nog een indeling te onderkennen naar een al dan niet ‘eenzijdige kapitalisatie-vorm’. Bij een eenzijdige open-end situatie heeft de beleggingsinstelling de mogelijkheid het open karakter te beperken. Zo kan dan de inkoop van eigen aandelen, certificaten van aandelen, c.q. participatiebewijzen, bij een te groot aanbod gestaakt worden. Ook kan bepaald worden, dat de omvang van de beleggingen in portefeuille wel kan toenemen, maar niet kan afnemen.

Bij een eenzijdige closed-end situatie kan het aantal deelnemersbewijzen slechts afnemen.

In het geval van een open-end situatie moet de beleggingsinstelling permanent over voldoende financiële middelen beschikken, ten einde de eventueel aangeboden eigen aandelen, certifica-ten van aandelen, c.q. participatiebewijzen, in te kunnen kopen. Deze liquide te houden gelden zijn minder renderend en drukken zodoende het totaal te behalen rendement. Tot slot moet nog een bijzondere vorm van beleggingsinstelling genoemd worden. Het bijzon-dere daarvan zit in het feit, dat het in feite de beursgang van een lege huls betreft, die pas ná de beursnotering aan waarde wint. Het gaat om een ‘special purpose acquisition compa-ny’, of ‘spac’. Zo’n spac wordt met een bepaald bijeengebracht eigen vermogen van inves-teerders uit het niets op de beurs genoteerd. De openingskoers wordt dan bepaald door dat beschikbaar gestelde startkapitaal en de daaraan verbonden intenties qua investeringskracht.

Daarmee wordt vervolgens geïnvesteerd in een of meer over te nemen ondernemingen, wat dan inhoud aan die spac geeft. Maar het kan ook zijn, dat slechts een belang in een of meer ondernemingen genomen wordt, waardoor de spac gaat opereren als een ‘Fund-of-Funds’, een ‘FoF’. Bij de beursgang is er dus geen andere informatie, dan slechts de intenties van de initiatiefnemers en de omvang van het ingebrachte kapitaal. In goed vertrouwen moet dan maar afgewacht worden, of die intenties ook waargemaakt worden. De toezichthouders stel-len echter vraagtekens bij een ‘Initial Public Offering’, een ‘IPO’, waar geen goede ‘prospec-tus’ aan ten grondslag ligt.

Zie ook: Initial Public Offering en prospectus. Tags: aandeel – aandeelhoudersvergadering – aankoop – algemene vergadering van aandeel-houders – bank – beleggen – beleggingsfonds – beleggingsinstelling – beleggingsinstelling met veranderlijk kapitaal – beleggingsmaatschappij – beleggingswaarde – certificaat van aan-deel – dakfonds – De Nederlandsche Bank – depoteenheden – (depot)fractiebewijzen – een-zijdige kapitalisatievorm – effect – emissie – emittent – financiering – financieringsmaat-schappij – fiscale beleggingsinstelling – fonds – fonds-complex – Fund of Funds – gemeng-de beleggingsinstelling – gesloten kapitalisatie – gespecialiseerde vastgoed-beleggingsinstelling – gesplitst fonds – hypotheek – Initial Public Offering – instelling – in-ternationaal multisectorfonds –intrinsieke waarde – IPO – kapitalisatie – koers – krediet – multinationaal sectorfonds – nationaal multisectorfonds – nationaal sectorfonds – ongesplitst fonds – ontwikkeling – open kapitalisatie – participatiebewijs – power house (national) – prospectus – rendement – risico – schuld – spac – special purpose acquisition company – toezicht – vastgoed – vastgoed-beleggingsinstelling – vennootschapsbelasting – verkoop – vreemd vermogen – winst.