zoemer - Zelfstandignaamwoord
1. een apparaatje dat een signaal afgeeft in de vorm van een zoemend geluid
♢ Toen de zoemer ging was het examen afgelopen en leverden de leerlingen zuchtend hun werk in.
Woordherkomst
Naamwoord van handeling van zoemen met het achtervoegsel -er
Gepubliceerd op 30-10-2017
zoemer
betekenis & definitie