zicht - Zelfstandignaamwoord
1. (n) de afstand die je kunt kijken door de lucht
♢ Vanaf het balkon hebben we vrij zicht op het haventerrein.
2. gezichtsvermogen
3. (f)/(m) (landbouw), (gereedschap) kleine zeis
♢ Gras maait men met de zeis, haver met een zicht.
zicht - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van zichten
2. gebiedenwijs van zichten
Woordherkomst
Naamwoord van handeling van zien (met het achtervoegsel -t)
Synoniemen
[1] uitzicht
Verwante begrippen
gezicht, [3] sikkel, [1] blik, blikveld, panorama, weersgesteldheid,, [2] haver, rogge, sikkel, zeis
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: