winkel - Zelfstandignaamwoord
1. (handel) een plaats waar koopwaar wordt verkocht
winkel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van winkelen
♢ Ik winkel
2. gebiedende wijs van winkelen
♢ winkel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van winkelen
♢ winkel je?
Woordherkomst
van het Middelnederlandse woord winkel "hoek", verg. ook Duits Winkel "hoek"; de betekenis is dus eigenlijk "hoek waar men waren uitstalt".
Verwante begrippen
supermarkt, warenhuis, zaak, marktkraam, magazijn, toko, boetiek
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: