Gepubliceerd op 31-10-2017

wandelen

betekenis & definitie

wandelen - Werkwoord
1. ergatief gericht een wandeling maken
Ik ben gisteren naar de Griete gewandeld.
2. (inerg) ongericht een wandeling maken
Mijn vader heeft altijd veel gewandeld.

Woordherkomst
van het Middelnederlands wandelen; maar via de wortels in het Protogermaans op te vatten als (freqtt) winden of wenden met het achtervoegsel -el

Verwante begrippen
tippelen, aan de wandel zijn, lopen, schrijden, stappen, treden, boswandeling, bergwandeling, ruimtewandeling, stadswandeling, strandwandeling