Gepubliceerd op 01-11-2017

trainer

betekenis & definitie

trainer - Zelfstandignaamwoord
1. (sport) iemand die beroepsmatig mensen of dieren begeleidt teneinde hun prestaties te verbeteren
Al na tien wedstrijden werd de trainer ontslagen.
2. apparaat of systeem waarmee men kan trainen

Woordherkomst
Afgeleid van trainen met het achtervoegsel -er

Synoniemen
coach, drilmeester