Gepubliceerd op 01-11-2017

toet

betekenis & definitie

toet - Tussenwerpsel
1. geluid van een hoorn, claxon of toeter, kort loeiend geluid

toet - Zelfstandignaamwoord
1. toegespitste mond
2. (informeel) zoen of kus
3. (informeel) gezicht
4. (zoogdieren) (jong) vrouwtjesvarken
5. (informeel) klein meisje, kind
6. putje, kuiltje
7. in een knot opgestoken hoofdhaar

toet - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van toeten
2. gebiedenwijs van toeten

Woordherkomst
(klanknabootsing) die met een toegespitste mond wordt uitgesproken
[zelfstandig naamwoord] van het Middelnederlandse woord tute "schenkkan; spits toelopende haarvlecht"; variant van tuit
[zelfstandig naamwoord 4] mogelijk (ook) van het Atjehse woord tut