Gepubliceerd op 02-11-2017

span

betekenis & definitie

span - Zelfstandignaamwoord
1. (n) twee of meer trekdieren die samen zijn aangespannen
2. (n) duo, koppel, paar, stel, tweetal
3. (m) /(f) een oude (niet-metrische) lengtemaat zijnde de afstand tussen de toppen van duim en pink van de uitgestrekte hand (ongeveer 22,86 cm.)

span - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spannen
♢ Ik span
2. gebiedende wijs van spannen
span!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spannen
span je?

Verwante begrippen
spanne