Gepubliceerd op 04-12-2017

omvang

betekenis & definitie

omvang - Zelfstandignaamwoord
1. omtrek, dikte
2. grootte
3. uitgestrektheid
4. (muziek) de tonen die een stem of instrument kan voortbrengen, toonomvang

omvang - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omvangen
♢ Ik omvang
2. gebiedende wijs van omvangen
omvang!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omvangen
omvang je?

Verwante begrippen
amplitude, reikwijdte, ruimheid, uitgebreidheid