nattigheid - Zelfstandignaamwoord
1. het vochtig zijn van iets m.n. grond, lucht, weer en jaar getijde
♢ „De winter was zacht en het voorjaar nat”, zegt Sylvia van Leeuwen. Van Leeuwen is secretaris van de Nederlandse Malacologische Vereniging. „Dat maakte 2016 een goed jaar voor naaktslakken, die van schaduw en nattigheid houden.” Maar ook van Leeuwen heeft geen cijfers.
Woordherkomst
afgeleid van nattig met het achtervoegsel -heid
Uitdrukkingen en gezegden
♦ nattigheid voelen
bespeuren dat er iets mis zal gaan
Synoniemen
humiditeit, vochtigheid, natheid
Gepubliceerd op 04-12-2017
nattigheid
betekenis & definitie