Gepubliceerd op 04-12-2017

loper

betekenis & definitie

loper - Zelfstandignaamwoord
1. iemand die loopt:
Wie de 10 km niet in circa 60 minuten kan lopen, wordt als beginnende loper beschouwd.
2. een sleutel waarmee een hele serie verschillende sloten geopend kunnen worden
3. een woord dat weliswaar in elke zin past, maar weinig zegt; passe-partout(woord)
4. (schaak) een schaakstuk dat zich slechts diagonaal verplaatsen mag
5. een langgerekt stuk vloerbedekking:
De rode loper voor iemand uitrollen.
6. een tafelkleed dat als een strook op de tafel wordt gelegd
7. (gereedschap) een stuk gereedschap waarmee stoffen op een wrijfplaat fijngewreven worden
Voor het maken verf wrijf je met een loper het pigment fijn.

Woordherkomst
Naamwoord van handeling van lopen met het achtervoegsel -er

Synoniemen
[2] moedersleutel
[4] raadsheer

Verwante begrippen
[7] wrijfplaat