loop - Zelfstandignaamwoord
1. voorste deel van een wapen
2. route van een rivier
3. voortgang.
♢ In de loop van de avond.
♢ In de loop van het gesprek.
loop - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lopen
♢ Ik loop
2. gebiedende wijs van lopen
♢ loop!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lopen
♢ loop je?
Gepubliceerd op 04-12-2017
loop
betekenis & definitie