Gepubliceerd op 04-12-2017

kruis

betekenis & definitie

kruis - Zelfstandignaamwoord
1. (wiskunde) geometrisch figuur waarin twee rechte lijnen elkaar snijden
2. constructie van twee onder een hoek aan elkaar vastgemaakte onderdelen
3. ongeluk of ellende
4. symbolisch teken (het rode kruis, hakenkruis, Andreaskruis)
5. (religie) christelijk religieus symbool afgeleid van de kruiziging van Jezus Christus
6. (militair) militaire onderscheiding
7. (anatomie) deel van het menselijk lichaam waar de benen samenkomen
8. (kleding) plaats waar de pijpen van een broek samenkomen
9. (muziek) teken in de muzieknotatie dat de verhoging van een toon met een halve stap aangeeft
10. (biologie) achterste deel van paardachtige dieren
11. (wiskunde) plusteken of maalteken
12. (medisch) een van de kruisverenigingen
13. (numismatiek) een van beide zijden van een munt
14. folterwerktuig.
15. (scheepvaart) bovendeel van een anker

kruis - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruisen
♢ Ik kruis
2. gebiedende wijs van kruisen
kruis!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kruisen
kruis je?

Woordherkomst
Van het Latijnse crux.

Spreekwoorden
♦ Elk huis(je) heeft zijn kruis(je).

♦ God geeft kracht naar kruis.

♦ Ieder moet zijn eigen kruis dragen.

♦ Men draagt het kruis niet altijd op zijn rug.

♦ Met zwijgen kruist men de duivel.

♦ num=5
Onze lieve Heer van het kruis bidden.|
♦ Twee geloven in een huis is een groot kruis.


Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=5
iemand het (heilig) kruis (achter)nageven| iemand verwensen; hopen dat bezoek niet terugkomt
♦ iemand het kruis uit de broek vragen

♦ kruis of munt gooien


Synoniemen
[4]: crucifix, kruisbeeld
[9]: kruisteken, verhogingsteken

Antoniemen
[9]: mol, verlagingsteken
[12]: munt

Verwante begrippen
[9] accident, alteratie, herstellingsteken, voorteken, voortekening