klapper - Zelfstandignaamwoord
1. (plantkunde) (voeding) Cocos nucifera een kokosnoot, de vrucht van de kokospalm (die zelf ook 'klapper' heet)
2. een val waarbij men luidruchtig onzacht terecht komt
♢ Hij maakte een lelijke klapper en brak zijn been.
3. een notitieblok dat men verticaal kan openklappen
♢ Ik heb dat nummer even in de klapper opgeschreven.
4. succes
♢ De Rembrandt tentoonstelling was een grote klapper voor het Rijksmuseum.
5. trefwoordenregister, index
klapper - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klapperen
♢ Ik klapper
2. gebiedende wijs van klapperen
♢ klapper!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klapperen
♢ klapper je?
Woordherkomst
afgeleid van klappen met het achtervoegsel -er
Synoniemen
[1] copra, kalapa, kokos, kokosnoot, kokospalm, kopra
Gepubliceerd op 04-12-2017
klapper
betekenis & definitie