Gepubliceerd op 04-12-2017

kijker

betekenis & definitie

kijker - Zelfstandignaamwoord
1. iemand die naar iets kijken|kijkt
De brand trok vele kijkers.
2. (optica), (astronomie) een optisch instrument waarmee men ver verwijderde taferelen vergroot en/of helderder kan zien; in de astronomie ook toegepast voor het waarnemen van straling in het onzichtbare frequentiespectrum

Woordherkomst
Naamwoord van handeling van kijken met het achtervoegsel -er
[2] Verkorting van “verrekijker”

Uitdrukkingen en gezegden
♦ num=2
In de kijker lopen|In het oog lopen, opvallen
♦ num=2
Iets in de kijker hebben|Onraad vermoeden

Synoniemen
[1] observator, ooggetuige, toeschouwer, waarnemer
[2] oog, telescoop, verrekijker

Verwante begrippen
[1] gehoor, gluurder, loerder, publiek, spieker, [2] binoculair, lens, lenzentelescoop, meridiaankijker, monoculair, objectief, oculair, prisma, radiotelescoop, refractor, spiegel, spiegeltelescoop, telescoop