Gepubliceerd op 04-12-2017

jong

betekenis & definitie

jong - Bijvoeglijk naamwoord
1. van geringe leeftijd

jong - Zelfstandignaamwoord
1. een directe nakomeling van een dier

jong - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jongen
♢ Ik jong
2. gebiedende wijs van jongen
jong!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jongen
jong je?

Synoniemen
jeugdig

Antoniemen
oud

Verwante begrippen
leeftijd, jeugd, onvolgroeid, onvolwassen, groei, klein, adolescent, pril, volwassen, jonkheer, jonkheid, jonkvrouw