Wat is de betekenis van Jong?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

jong

jong - Bijvoeglijk naamwoord 1. van geringe leeftijd jong - Zelfstandignaamwoord 1. een directe nakomeling van een dier jong - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jongen ♢ Ik jong 2. gebiedende wijs van jongen jong...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

jong

jong - bijvoeglijk naamwoord 1. wie of wat nog niet lang bestaat ♢ ze is pas achttien, dat is nog jong 1. jong en oud heeft plezier [iedereen heeft plezier] 2. die bril maakt he...

2024-04-25
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

jong

(zn) zoon LC.

2024-04-25
Eerste hulp bij wijn begrippenlijst

Harold Hamersma (2005)

jong

95 Procent van alle wijn wordt binnen twee jaar na het oogstjaar gedronken. En wordt daar ook op gemaakt. Opleggen is niet nodigen een kurk dus eigenlijk ook niet want die is vooral bestemd om hoge kwaliteitswijnen langzaam van zuurstof te voorzien om ze zo te laten ouderen. (Zie ook: kurk) Nog een weetje met betrekking tot jonge wijn: laat u niets...

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

jong

(bn. en bw.) - jong blijven, niet trouwen - de jongste tijd/weken/maanden/jaren De jongste maanden lopen bij het gemeentebestuur van Ravels klachten binnen over sluipverkeer op de ruilverkavelingswegen. - LN, 17-07-2002.

2024-04-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Jong

1. je bent - en je wilt wat,deze slagzin, waarmee de omroeporganisatie Veronica zich sinds 1978 wil profileren, vat op kernachtige wijze het jeugdige dynamisme samen van een groepje enthousiastelingen. De slogan wordt meestal toegeschreven aan de directeur van deze omroep, Rob Out. Her en der doken ook grappige varianten op, zoals je bent Out en je...

2024-04-25
Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Jong

Jong, Johannes de, Nederlands rooms-katholiek geestelijke en kerkhistoricus, *10.9.1885 Nes, +8.9.1955 Amersfoort. De Jong studeerde na zijn priesterwijding (1908) tot 1911 in Rome; hij doceerde van 1914-1935 kerkgeschiedenis aan het grootseminarie Rijsenburg. In 1935 werd hij coadjutor van de aartsbisschop van Utrecht; van 1936-1951 was hij aartsb...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

jong

pas gebore dier; naturelle- of kleurlingbediende; gejong, in die lewe bring (diere); jeugdig; van jongs af, van sy jeug af.

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Jong

1. s.n., jong (it). 2. adj., jong, Iyts; eruitziende jeuchlik; -er zijn dan een broer, zuster, ûnder in broer, suster wêze; tezijn om mee te praten, noch net droech efter de earen wêze; de -ste dag, de einichste dei.