Werkwoorden vervoegen
jongen
Tegenwoordige tijd jongen
Ik jong
Jij jongt
jong jij?
U jongt
Hij/Zij/Het jongt
Wij jongen
Jullie jongen
Zij jongen
Verleden tijd van jongen
Ik jongde
Jij/U jongde
Hij/Zij/Het jongde
Wij jongden
Jullie jongden
Zij jongden
Voltooid deelwoord van jongen
gejongd
Tegenwoordig deelwoord van jongen
jongend