huis - Zelfstandignaamwoord
1. een gebouw bestemd om in te wonen
♢ Zij wonen in een groot huis.
2. een geslacht, verwijzing naar iemands afkomst
♢ Die mensen zijn alle afstammeling van het huis de Vries.
3. een dynastie, koninklijk geslacht
♢ Het huis van Oranje.
4. een firma, eenvoudige onderneming van twee of meer personen
♢ Producten zijn te koop bij ons huis.
5. een omhulsel
♢ Het huis van de kogel.
6. een zetel van een belangrijk persoon, bedrijf of instelling
♢ Het Witte Huis, het Anne Frankhuis, Huis ten Bosch, het Holland-Heinekenhuis.
huis - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huizen
♢ Ik huis
2. gebiedende wijs van huizen
♢ huis!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van huizen
♢ huis je?
Woordherkomst
Afkomstig van het Middelnederlandse huus
Synoniemen
[1] woning, pand, woonhuis
Verwante begrippen
eenhuizig, overhuizen, tweehuizig, uithuizig, verhuizen, verhuizing, [1] appartement, bungalow, complex, flat, gebouw, honk, huurwoning, hypotheek, koophuis, kot, onderdak, onderkomen, onroerende goederen, oord, pand, perceel, residentie, stekkie, stulp, vastgoed, verblijf, verblijfplaats, villa, woning
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: