Werkwoorden vervoegen
huizen
Tegenwoordige tijd huizen
Ik huis
Jij huist
huis jij?
U huist
Hij/Zij/Het huist
Wij huizen
Jullie huizen
Zij huizen
Verleden tijd van huizen
Ik huisde
Jij/U huisde
Hij/Zij/Het huisde
Wij huisden
Jullie huisden
Zij huisden
Voltooid deelwoord van huizen
gehuisd
Tegenwoordig deelwoord van huizen
huizend