grens - Zelfstandignaamwoord
1. een al dan niet denkbeeldige scheidingslijn
♢ . De grens tussen twee stroomgebieden.
2. de raaklijn tussen twee landen
♢ Als we geluk hebben kunnen we morgen de Poolse grens bereiken.
3. (figuurlijk) uiterste mate (bijv. waarin men zich iets kan veroorloven)
♢ Met deze acties is wat mij betreft de grens bereikt.
grens - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grenzen
♢ Ik grens
2. gebiedende wijs van grenzen
♢ grens!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grenzen
♢ grens je?
Woordherkomst
Via het Duitse Grenze van het Poolse granica.
Synoniemen
[3] limiet, schreef
Gepubliceerd op 04-12-2017
grens
betekenis & definitie