Wat is de betekenis van grens?

2024-03-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

grens

(1925) (Barg.) gezicht, tronie. • Hij zou met die krengdooie pleingasten, dat vieze broedsel knokken, zoo snel en vermetel als er lust in zijn knuisten jeukte en hun grens murw slaan als een doorweekt graszodetje. (Israël Querido: De Jordaan: Amsterdamsch epos. Deel 4: Mooie Karel. 1925) • Grens, gezicht. 'Daar lag hij...

2024-03-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

grens

grens - Zelfstandignaamwoord 1. een al dan niet denkbeeldige scheidingslijn . De grens tussen twee stroomgebieden. 2. de raaklijn tussen twee landen Als we geluk hebben kunnen we morgen de Poolse grens bereiken. 3. (figuurlijk) uiterste mate (b...

2024-03-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

grens

grens - zelfstandig naamwoord 1. scheidingslijn tussen twee landen ♢ bij de grens liet ik mijn paspoort zien 1. je grenzen kennen [weten tot hoever je kunt gaan] 2. een natuurli...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-03-29
Jargon & Slang van Politieagenten en rechercheurs

Marc De Coster (2017)

Grens

Grens - een aangehoudene over de grens trekken (euf.): hem ietwat hardhandig moeten aanpakken alvorens hij meewerkt bij een verhoor. Aangehoudenen die gemakkelijk meewerken gaan er met boter en suiker in.