Gepubliceerd op 04-12-2017

gnoom

betekenis & definitie

gnoom - Zelfstandignaamwoord
1. mythologisch wezen dat lelijk, klein van stuk is en meestal een baard heeft
Een interview met de krant, dat kan nog wel. Alleen die foto bij het stuk, daar zit ze wel mee. ‘Een interview vind ik niet eng, maar de foto’s zijn meestal niet zo’n feest. Dan weet je dat vast’, mailt Van Ingen voor het interview. Het AD had ooit haar foto helemaal uitgerekt afgedrukt , vertelt ze op het kantoor van A Million Faces in Amsterdam-Noord. „Ik leek net een gnoom.”
Eind september verschijnt er nog één publicatie waarin de grofgebekte gnoom zijn opwachting maakt: Het Grote Kabouter Wesley Boek. Daarna is het afgelopen, beklemtoont de schrijver. ‘Ik was in mei al gestopt met de cartoons voor Humo en de filmpjes voor Man Bijt Hond’, vertelt Geirnaert. ‘Het leek me leuk om alles wat van Kabouter Wesley bestaat nog te bundelen in één groot boek.’ Dat ‘groot’ mag trouwens letterlijk worden genomen: het boek heeft een afmeting van meer dan een halve meter.

Woordherkomst
uit het Latijn van Paracelsus

Synoniemen
kabouter, alverman, dwerg, kobold, aardgeest, gedrocht