Gepubliceerd op 31-10-2017

wezen

betekenis & definitie

wezen - Werkwoord
1. (copl) (auxl) ergatief Alternatieve onbepaalde wijs van zijn. Tegenwoordige tijd alleen in de gebiedende wijs: wees(t). De vorm gewezen wordt alleen als bijvoeglijk naamwoord gebruikt
Hij zal gezegend wezen.

wezen - Werkwoord
1. meervoud verleden tijd van wijzen
♢Wij wezen
♢Jullie wezen
♢Zij wezen

wezen - Zelfstandignaamwoord
1. bestaand individu, inzonderlijk een persoon of dier
Zij was een wonderbaarlijk wezentje.
2. de aard van iets
Dat is het wezen van de schilderkunst.

wezen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wees