Gepubliceerd op 14-11-2017

expres

betekenis & definitie

expres - Bijvoeglijk naamwoord
1. met opzet
Hij deed expres niet zijn best.

expres - Zelfstandignaamwoord
1. (spoorwegen) verkorte vorm van exprestrein
Hij ging met de expres op vakantie.

Verwante begrippen
moedwillig, opzettelijk, doelbewust, intentioneel, willens en wetens, met voorbedachte rade, met opzet