Gepubliceerd op 14-11-2017

eigenwijs

betekenis & definitie

eigenwijs - Bijvoeglijk naamwoord
1. (te) overtuigd zijn van het eigen gelijk
De eigenwijze oude man wilde niet naar de adviezen van de welwillende verpleegster luisteren.
2. eigenaardig-grappig vooral als het gaat om kinderen
Het eigenwijze kind deed lekker niet wat zijn overbezorgde moeder zei dat het moest doen.