Gepubliceerd op 14-11-2017

eigenlijk

betekenis & definitie

eigenlijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. oorspronkelijk.
De eigenlijke bedoeling was om de kamer te versieren, maar er was geen tijd meer.
2. echt, waar.
Wat is nu je eigenlijke bedoeling, want dat begrijp ik nog steeds niet goed.
Overwegende dat, voor het overige, niets zich ertegen verzet dat de procureur des Konings in het kader van een opsporingsonderzoek het advies vraagt aan een arts; dat de aldus verstrekte inlichtingen geen eigenlijk deskundigenverslag betreffen, maar wel een verslag van een door het openbaar ministerie buiten de gevallen bepaald door de artikelen 32 tot 46, Wetboek van Strafvordering, aangestelde raadgever; (…)

eigenlijk - Bijwoord
1. als ik er nu nog eens over nadenk
Dat is toch eigenlijk heel vreemd verlopen.
2. echt, waar, in werkelijkheid.
Het gaat eigenlijk niet zo goed met hem, maar hij is bang voor de dokter.

Woordherkomst
Afgeleid van eigen met het achtervoegsel -lijk