egaal - Bijvoeglijk naamwoord
1. effen
♢ Het kleedje was egaal rood.
2. gelijkmatig.
♢ De lucht was egaal helder.
3. onverschillig.
♢ 't Is mij egaal.
4. glad, zonder hobbels, bobbels of klonten
♢ Ik maakte de grond eerst egaal voordat ik het gras ging inzaaien.
♢ Voor het maken van pannenkoeken heb je een egaal beslag nodig.
Woordherkomst
afgeleid van het Franse égal (met het achtervoegsel -aal)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: