Gepubliceerd op 03-10-2017

deugdelijk

betekenis & definitie

deugdelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. degelijk.
    ♢ Zij is een deugdelijke vrouw.
2. niet voor twijfel vatbaar
    ♢ Ik vind dat wel een deugdelijke reden.
3. aan alle eisen voldoen
    ♢ Dat is wel een deugdelijke uitvoering van de geplande werken.
deugdelijk - Bijwoord
1. zeker, in hoge mate
    ♢ Dat is deugdelijk merkbaar.

Woordherkomst
Afgeleid van deugd met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-