Gepubliceerd op 13-11-2017

comfort

betekenis & definitie

comfort - Zelfstandignaamwoord
1. een toestand waarin men zonder onrust, vrees of verlegenheid is
Zij leefden in rust en comfort.
In juni 2015 stapte Schiphol over van controle bij de gates naar centrale beveiliging, met bodyscans. De vijf controlezones zijn bedoeld voor meer comfort voor de reiziger en meer efficiëntie voor de maatschappijen.
'Ons zul je niet snel in een appartementje zien. Dat is voor de Nederlanders. Die gaan op zoek naar de bungalows en appartementjes die wij in onze vakantiebrochures zelfs niet meer opnemen. Een Belg gaat in zijn vakantie niet zelf achter het fornuis staan; die wil rust en comfort.
2. weelde
Zij leefden in een kasteel met overdadige luxe en comfort, maar alles was zo breekbaar dat schoonmaken niet gemakkelijk was.

Synoniemen
[1] gemak, gerief
[2] luxe, rijkdom, overdaad