Gepubliceerd op 13-11-2017

collectief

betekenis & definitie

collectief - Zelfstandignaamwoord
1. meerdere groepen die onder één noemer worden aangesproken, groep samenwerkende personen, samenwerkingsverband
- Het collectief van gemeenten wilde een onderzoek instellen.
- Volgende week start De Coöperatie, een nieuw collectief voor freelancejournalisten. Oprichter Teun Gautier wil met dit platform freelancejournalisten het regelen van praktische zaken uit handen nemen. Bijvoorbeeld het binnenhalen van opdrachten, het onderhandelen met werkgevers en het publiceren via Blendle.
2. (taalkunde) verzamelnaam (collectivum)

collectief - Bijvoeglijk naamwoord
1. voor of als een geheel geldend
- Mensen die meer willen weten over collectieve waanzin kunnen beginnen met de geschiedenis van de twintigste eeuw te bestuderen
- Relevanter nog voor de vraag hoeveel speelruimte een nieuwe regering heeft, is het houdbaarheidssaldo. Dat berekent in hoeverre collectieve voorzieningen in de toekomst betaalbaar blijven. Door de aantrekkende economie, de daling van zorguitgaven en werkloosheidsuitkeringen zal dit saldo in 2021 zijn toegenomen tot 0,7 procent van het bruto binnenlands product. Dat is „in euro’s uitgedrukt 5 miljard” extra ruimte op de begroting, volgens het planbureau.

Woordherkomst
afgeleid van collectie (met het voorvoegsel col-) met het achtervoegsel -ief
afgeleid van het Franse collectif of daarvoor van het Latijnse 'collēctīvus'

Synoniemen
groep, groepering, gemeenschap, collectivum, vereniging
gemeenschappelijk, gezamenlijk, algemeen, verenigd, verbonden