Wat is de betekenis van collectief?

2019
2023-03-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

collectief

collectief - Zelfstandignaamwoord 1. meerdere groepen die onder één noemer worden aangesproken, groep samenwerkende personen, samenwerkingsverband - Het collectief van gemeenten wilde een onderzoek instellen. - Volgende week start De Coöperatie, een nieuw co...

Lees verder
2017
2023-03-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

collectief

collectief - zelfstandig naamwoord uitspraak: col-lec-tief 1. groep samenwerkende mensen ♢ de kunstenaars met deze stijl vormden samen een collectief Zelfstandig naamwoord: col-lec-tief het collectief ...

Lees verder
1993
2023-03-25
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Collectief

(kollektief) gemeenschappelijk; werkgroep

1981
2023-03-25
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Collectief

gezamenlijk, gemeenschappelijk. Collectieve veiligheid: een aantal landen verplichten zich tot wederzijdse bijstand om gezamenlijk de vrede te bewaren (Verenigde Naties). Als zelfstandig naamwoord: 1. samenwerkingsverband op meestal politieke grondslag; 2. verzameling, kudde, zwerm.

Lees verder
1955
2023-03-25
De vreemde woorden.
woordenboek

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Collectief

gezamenlijk, gemeenschappelijk; collectief glas: verzamelglas van stralen, ter versterking van een brandglas

1950
2023-03-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Collectief

(<Fr.-Lat.), I. bn. bw., gemeenschappelijk, gezamenlijk, voor of als een geheel geldend: een collectief ontslag ; collectieve betekenis, naam ; — collectieve arbeidsovereenkomst (c.a.o.), overeenkomst tussen een of meer werknemersorganisaties ener- en een of meer werkgeversorganisaties anderzijds, ter vaststelling van de regels die de bij...

Lees verder
1948
2023-03-25
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

collectief

1 aj. verzamelend, samenvattend; gezamenlijk; gemeenschappelijk; ~ glas, o. verzamelglas (ter versterking v. e. brandglas); 2 o. verzamelwoord.

1937
2023-03-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

collectief

Fr., Lat. collectivus, 1. bn. en bw. (gezamenlijk, gemeenschappelijk); 2. o. collectieven (spraakk. verzamelnaam; Lat. collectivum): leger, zwerm, troep zijn collectieven.

Lees verder
1937
2023-03-25
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

collectief

samenvattend, verzamelend, gemeenschappelijk.

1914
2023-03-25
Vreemde woorden woordenboek

Fokko Bos (1914)

collectief

collectief - gezamenlijk, gemeenschappelijk ; „collectief glas” :verzamelglas, van stralen, ter versterking van een brandglas.

1910
2023-03-25
Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Collectief

Collectief - gezamenlijk, gemeenschappelijk.

1908
2023-03-25
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Collectief

gemeenschappelijk, onder één begrip vereenigd.

1908
2023-03-25
De kleine Zuiveraar - vreemde woorden woordenboek

G.F. Callenbach (1908)

Collectief

gezamenlijk.

1906
2023-03-25
Wink's vreemde woordenboek

dr. Jan Romein (1906)

Collectief

gezamelijk.

1898
2023-03-25
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Collectief

1. COLLECTIEF, bn. bw. gemeenschappelijk een collectief ontslag; — eene collectieve beteekenis, naam, die van een collectief; — collectief ontslag indienen, te zamen. 2. COLLECTIEF, o. (...tieven), verzamelnaam collectivum.

Lees verder
1864
2023-03-25
Beknopt kunstwoordenboek

I.M. Calisch (1864)

collectief

collectief - bn. verzamelend, gemeenschappelijk, te zamen