boot - Zelfstandignaamwoord
1. (scheepvaart) klein vaartuig
♢ Ik vaar in het weekend met mijn boot.
boot - Zelfstandignaamwoord
1. (schoeisel) laars die tot net boven de enkels komt
♢ De boot is voorzien van een brede schapenwollen boord.
boot - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van boten
2. gebiedenwijs van boten
Woordherkomst
van het Middelnederlandse woord boot
van het Engelse woord boot
Verwante begrippen
schip, schuit, vaartuig
Gepubliceerd op 10-11-2017
boot
betekenis & definitie