Synoniemen zoeken
Synoniem van boot
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
boot
boot - klein, open vaartuig voorzien van doften, riemen en/of zeiltuig. Een motorboot bezit een verbrandingsmotor; is hij snel en verheft hij zich door twee vleugels gedeeltelijk uit het water, dan is het een draagvleugelboot of aquavion. Met riemen beweeg je een roeiboot voort (zie aldaar). De wind blaast in de zeilen van een zeilboot; een sharpie is een zeilboot met een platte of V-vormige bodem. Tot de platboomde boten behoort de gondel; deze heeft geen roer en voor- en achtersteven steken ver boven het water uit. Gondels varen in Venetië. Voor het redden van schipbreukelingen worden reddingboten ingezet. Men vist met een vissersboot , waarvan enkele soorten bestaan: de hoeker, eertijds voor kabeljauwvangst gebruikt op de Noordzee, de buis of haringbuis, ook een oude vissersboot van de Noordzee, en de botter, die voorheen op de Zuiderzee werd gebruikt en één mast bezat, een ronde boeg en een lage achtersteven. Trawlers of treilers vissen met een zakvormig net. Bij een dubbeldekker liggen er twee dekken boven elkaar. Een jol is drie tot zeven meter lang, heeft een voorsteven en een spiegel.
Zie ook: schip.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
boot
boot - zelfstandig naamwoord
1. voertuig waarmee je vaart
♢ we zijn met een boot over de rivier gevaren
1. uit de boot vallen
[niet meer mee mogen doen]
2. we hebben de boot gemis
[we zijn er te laat voor]
3. hij houdt de boot af
[reageert terughoudend]
4. iemand in de boot nemen
[hem beetnemen]
5. in het huwelijksbootje stappen
[trouwen]
6. de boot is aan
[de narigheid is begonnen]
Zelfstandig naamwoord: boot
de boot
de boten
het bootje
Synoniemen
schip, schuit