bloei - Zelfstandignaamwoord
1. (plantkunde) het bloeien van boom of plant
♢ - In augustus hebben de paardenbloemen een tweede bloei.
♢ - Nee, het pluis is afkomstig van populieren en komt pas vrij na de bloei van deze bomen.
2. (figuurlijk) een toestand waarin iemand of iets op zijn best is, bloeitijd
♢ - In de middeleeuwen kwam de stad tot bloei.
♢ - „Onder overheidsaandeelhoudersschap kan het bedrijf niet echt tot bloei komen.”
bloei - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloeien
♢ Ik bloei
2. gebiedende wijs van bloeien
♢ bloei!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bloeien
♢ bloei je?
Gepubliceerd op 30-10-2017
bloei
betekenis & definitie