ambtsgewaad - Zelfstandignaamwoord
1. (kleding) kleding die men verplicht is te dragen bij de uitoefening van een ambt
♢ Ach, dr. Bodar heeft het, ofschoon in Den Bosch geboren, al zo dikwijls geroepen: liever was hij theologie blijven studeren in de schaduw van de Sint Pieter (,,dicht bij il papa), maar de uitnodiging van de bisschop van 's-Hertogenbosch had hij ervaren als een goddelijke roep om de Eeuwige Stad te verlaten. Uit Bodars toespraak blijkt welke schakeringen zijn ambtsgewaad zullen kleuren: scherp (zie boven), vroom (,,zonder God kan ik niet leven), gehoorzaam aan het kerkelijk leergezag (,,waar de bisschop is, daar is de Kerk) en - minder bekend - bescheiden (,,ik behoor tot het type mens dat altijd de aanvulling zoekt. Zo kunnen anderen beter hun talenten ontplooien).
Woordherkomst
samenstelling van ambt en gewaad met het invoegsel -s-
Synoniemen
ambtskleed, ornaat, robe, toga, staatsiegewaad, staatsiekleed
Gepubliceerd op 31-10-2017
ambtsgewaad
betekenis & definitie