Gepubliceerd op 31-10-2017

akker

betekenis & definitie

akker - Zelfstandignaamwoord
1. (landbouw) afgeperkt stuk land dat bestemd is bebouwd te worden met een gewas
Op de Groningse akkers worden veel suikerbieten verbouwd.

akker - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van akkeren
♢ Ik akker
2. gebiedende wijs van akkeren
akker!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van akkeren
akker je?

Woordherkomst
(erfwoord) via het Middelnederlandse woord acker van het Oudernederlandse woord accar; terug te leiden naar Protogermaans *akra en Proto-Indo-Europees *aǵro-s van *h2eǵro-s; cognaat met Duits Acker, Fries ikker, Zweeds en Noors åker, IJslands akur, Deens ager; Engels en Schots acre tegenwoordig: "oppervlaktemaat", Latijns ager "veld, district", Oudgrieks ἀγρός (agrós) "veld, land", Sanskriet अज्र (ajra) "vlakte"

Verwante begrippen
land, terrein, veld