akker - Zelfstandignaamwoord
1. (landbouw) afgeperkt stuk land dat bestemd is bebouwd te worden met een gewas
♢ Op de Groningse akkers worden veel suikerbieten verbouwd.
akker - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van akkeren
♢ Ik akker
2. gebiedende wijs van akkeren
♢ akker!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van akkeren
♢ akker je?
Woordherkomst
(erfwoord) via het Middelnederlandse woord acker van het Oudernederlandse woord accar; terug te leiden naar Protogermaans *akra en Proto-Indo-Europees *aǵro-s van *h2eǵro-s; cognaat met Duits Acker, Fries ikker, Zweeds en Noors åker, IJslands akur, Deens ager; Engels en Schots acre tegenwoordig: "oppervlaktemaat", Latijns ager "veld, district", Oudgrieks ἀγρός (agrós) "veld, land", Sanskriet अज्र (ajra) "vlakte"
Verwante begrippen
land, terrein, veld
Gepubliceerd op 31-10-2017
akker
betekenis & definitie