af - Bijvoeglijk naamwoord
1. (tweeletterwoord) klaar, gereed
♢ Het werk is nog lang niet af.
2. ergens vandaan gaan
♢ Hij rent van het ongeluk af.
3. naar beneden gaan
♢ Hij rijdt van de berg af.
af - Bijwoord
1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: niet langer op of aan iets
♢ afwassen: hij waste de kopjes af
2. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord niet langer op of aan iets
♢ De stank is er nog steeds niet af.
3. scheidbaar deel van vanaf
♢ Hij is van de weg af.
4. iets ~ zijn niet langer iets zijn
♢ Daarmee is hij politicus af
Antoniemen
onaf
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: