Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 03-08-2017

racefiets

betekenis & definitie

(de; -en) - lichte fiets, vooral voor wielerwedstrijden, met een speciaal stuur, knijpremmen, derailleur en zonder spatborden en kettingkast, syn. racer, racekarretje, renfiets, koersfiets, koersvelo: een semiracefiets, een niet helemaal echte, ‘halve’ racefiets, bv. door het gebruikte materiaal en de afwerking ervan.

• Een renner dient optimaal op de fiets te zitten. De fiets wordt zo goed mogelijk gekozen, passend bij de lichaamsmaten van de renner. Fijnafstelling vindt plaats met stuur- en zadelpen. In feite zijn alle lichaamsmaten belangrijk: lengte, binnen- beenlengte, romplengte, schouderbreedte, schoenmaat, enz., maar drie belangrijke regels zijn de volgende: 1. de framehoogte bedraagt 65% van de binnenbeenlengte (dat is bij een klassiek frame, d.w.z. een met horizontale bovenbuis); 2. de zithoogte, gemeten vanaf het pedaal in laagste positie tot aan de bovenkant van het zadel bedraagt 108% van de binnenbeenlengte; 3. een stuur heeft schouderbreedte. (WIKIP)