Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 02-08-2017

kracht

betekenis & definitie

(de; -en) SP 1- fysiek vermogen, sterkte van het lichaam of een deel ervan: hij heeft veel kracht (macht) in zijn benen; explosieve kracht of snelkracht, de mogelijkheid om bij snelle bewegingen een zo groot mogelijke kracht te ontwikkelen; het in het begin van de race op het vlakke stuk met zijn krachten smijten kostte hem tijdens de slotklim de overwinning; zijn krachten meten met iem. is de essentie van sport, zien wie de sterkste is, met hem strijden.

2 - geestelijk en zedelijk vermogen van de mens, vermogen van ziel of geest: ergens de kracht (niet (meer)) voor hebben; mysterieuze krachten in de sport, het op een nauwelijks te verklaren manier oproepen (door mentale voorbereiding) van uitzonderlijke kracht waardoor een bijzondere sportprestatie kan worden verricht; naar het boek Mysterieuze krachten in de sport van Joris van den Bergh uit 1941.