Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 02-08-2017

koppelkoers

betekenis & definitie

(de; -en) - (bij het baanwiel rennen) wedstrijd waarbij twee renners die een koppel vormen elkaar regelmatig aflossen en het met tussensprints opnemen tegen andere koppels; bij een koers van 50 km (elitemannen) op een baan van 250 m lang wordt bv. 10 maal gesprint voor resp. 5, 3, 2 en 1 punten, syn. madison, koppelwedstrijd, ploeg- koers, ploegenwedstrijd, (Belg.N.) koppelrit, (Fr.) américaine.

• Eén renner van elke ploeg maakt een staande start en rijdt tot de eerste aflossing. De renners van dezelfde ploeg mogen elkaar naar willekeur aflossen, hetzij met de hand (slingeraflossing), hetzij aan de broek (mhv. het aflosknuppeltje). (KNWUR)

aflosknuppeltje, slingeraflossing