Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

Gepubliceerd op 02-08-2017

eenwieler

betekenis & definitie

(de; -s) - fiets met één wiel, zonder vrijwiel, waarbij de cranks direct vastzitten op de as waardoor de rijder moet blijven trappen om in beweging te blijven, syn. eenwielfiets.

• Bij een versnellingsnaaf zitten de cranks ook direct op de as, maar wordt er door een ingewikkeld systeem met meer dan 24 tandwielen (in de naaf) voor gezorgd dat de naaf (en daarmee ook het wiel) anderhalf keer zo snel draait als de as. De as draait 1 keer, de naaf draait anderhalf keer. Op een standaard eenwieler zijn de naaf en de as tegen elkaar aan gelast. (www.eenwiel.nl)

• Met een eenwieler gaat de aanloop een stuk trager dan met een fiets: tegen zo’n 12 km/u peddel ik richting Saint-Esteve. Na 28 minuten fietsen is het zover, de bocht naar links en een muur van 10% doemt voor me op. (...) Na 1 uur 6 minuten haal ik twee mannen in op een ATB. In het voorbijgaan in mijn beste Frans even opmerken dat de klim toch wel zwaar is, niet beseffend dat het feit dat een eenwieler hen voorbij steekt voor de heren waarschijnlijk de ultieme mokerslag is. (REURJ)