Dit soort van letterkundig voortbrengsel (proza of poëzie) stelt zich ten doel personen of bestaande toestanden te hekelen en wel door ze belachelijk te maken.
Gewoonlijk bedient zij zich van fijnen, maar toch bijtenden spot ; zij maakt dan gebruik van ironie, d. w. z. zij prijst (schijnbaar), wat zij feitelijk wil afkeuren, doch de lezer bemerkt duidelijk de ware bedoeling. Ontaardt de satire in persoonlijke aanvallen, dan spreekt men van schotschrift of paskwil. — Beroemde satiren op de toenmalige toestanden zijn: Don Quichot, Gullivers reizen naar Lilliput, Vondels Hekel- dichten, De Genestets Sint-Nicolaas avond, enz.