Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Papiamentoe

betekenis & definitie

Het woord komt van het oud Spaansche papear, spreken, en is dus: spraak, taal. De uitgang mentoe (Spaansch miento, Portugeesch mento) is gelijkwaardig met het Hollandsche ing achter den wortel van werkwoorden.

Het Papiamentoe wordt gesproken door bijna alle klassen derbevolking, van Curagao, Bonaire en Aruba (zie NEDERLANDSCH). Op Curagao onderscheidt men twee soorten Papiamentoe, n.l. het Hollandsche en het Spaansche; het eerste, dat veel Nederlandsche woorden bevat, wordt gesproken aan de Otra Banda of Overzijde der haven, ook wel Spaansche zijde geheeten, het tweede, waarin het Spaansch de hoofdrol speelt, in de Stadsdistricten tot aan Oostpunt. Het Papiamentoe, dat op Aruba gesproken wordt - althans door het volk - is weer anders en bevat veel meer Indiaansche woorden. De oude taal van Aruba is sedert 1800 uitgestorven. Hamelberg (zie Litt.) houdt een Afrikaansche taal voor den grondslag van het Papiamentoe. In grond en wezen is het echter Spaansch, want zeker 90% van den woordenschat stamt uit die taal. 't Overige is, op weinige elementen na, Hollandsch. Die uitzonderingen zijn woorden die aan 't Portugeesch herinneren (zeker een 25) en enkele Engelsche en wellicht Karaïbische woorden. 't Portugeesch moet of van Galicischen oorsprong wezen of is door Portugeesche Joden ingevoerd.Galicisch of Portugeesch zijn: ainda (nog), antó (toen, dan), boerakoe (gat, opening), bringa (vechten), fika (blijven), gaba (prijzen), laga (laten, prétoe (zwart), vinha (wijn) enz. Indiaansch wellicht: koenóekoe* land, buiten), poenda (stad), foi (uit), nan (pers. en bez. v.n.w. 30 pers. m.v.), sjon (heer) enz.

De honderden Hollandsche woorden behooren tot de zeer gebruikelijke: zoo de bijwoorden toch en net, 't voegwoord of (aut); dan hopi) 'n hoopje, d.i. veel), oen tiki ('n tikje, d.i. een beetje), danki (dank, bedanken, naast gradisi), soentji (kussen). Merkwaardige hybridische woorden zijn: kiërmentoe (van kiër of keier, kuieren), blékéroe (blikslager), bloemtjinan (bloemen). Ook zijn er Hollandsch gedachte Spaansche uitdrukkingen, zooals kaïflau (flauw vallen), en ‘contaminaties’ (landa = lande(n) en = nada(r), zwemmen, kla = klaar en clard).

De Spaansche bestanddeelen zijn dikwijls sterk vervormd, soms haast onherkenbaar: zoo kiko (qué cosa), wat, por(poder), kunnen, poentra (pregunta(r)), vragen soendra (insulta(r)), uitschelden. Andere hebben een afwijkende beteekenis aangenomen: zoo banda, zijde, is ook voorzetsel (naast,) manéra = evenals, zooals, kamina = (betrekk. v.n.w.), waar, kaba (van acaba(r)) = reeds, tin (van tiene, hij, zij, het heeft) = er is, er zijn (Spaansch hay) enz.

Klankstelsel. In 't algemeen is er overeenkomst met het West-Indisch of Zuid-Amerikaansche Spaansch. Zoo is de jota (of g vóór e en i) verzacht tot stemlooze h - hoenga voor juga(r), wiaha voor viaja, hende voor gente; de z (of c vóór e en i) gelijk gemaakt met s, ll vervangen door een ‘yod’: mosa, jong, sapatoe, schoen, kaja, straat, aja, daar, jabe, sleutel enz. Veel consonanten vallen geheel weg: atrobe voor otra vez (spoedig, in pl. v. wederom), weboe voor huevo, waar een h en warda voor guarda, waar een g verdwenen is. Zoo ook awa voor agua.

Dat men skeif zegt voor ons schuiven kan aan Zeeuwschen invloed worden toegeschreven. De Spaansche w-klank (in deze taal door b of v voorgesteld), een zeer lastig uit te spreken zuivere bilabiaal, komt in 't Papiamentoe niet in die uitspraak voor; men hoort daarvoor steeds de b-klank (bilabiale stooter) en dus niet, zooals in 't Spaansch, uitsluitend na een neusklank of vóór l of r. Wat men in 't P. door w voorstelt moet ongeveer de Engelsche w zijn: wowo, oog, (van ojo) enz.

Wat wij in onze taal met sj voorstellen, ontbreekt in 't tegenwoordige Spaansch, maar niet in 't P. Daarin stemt het dus met het Galicisch en Portugeesch overeen.

De sterke tand-r van 't Spaansch is verzacht; verdubbeling wordt zelfs in de spelling vermeden: zoo téra, aarde, géra, oorlog.

Ook treedt in afwijking van 't Spaansch een zoogenaamde stomme e op: omber, hombre, amabel, amable enz. Wat we hier overigens met e voorstellen is als ee of è bedoeld.

Behalve medeklinkers vallen ook klinkers en zelfs heele begin- of eindlettergrepen of beide tegelijk weg: entende(r), tende (hooren), significa(r) > nifika, demasiado> masja(r); ta bij de werkwoorden schijnt van esta te komen.

Sp, sten sk(sc) komen in afwijking van 't Spaansch ook als initialen voor. Dit kan Hollandsche invloed wezen (skeir, skeif, slag, stem, spinnekop).

Vormleer. Deze heeft een groote vereenvoudiging ondergaan, welke men kan toeschrijven aan den invloed der verdrongen taal. Schijnbaar in strijd hiermede is het feit, dat het Karaïbisch zeer verwikkeld van bouw was, evenals alle Am. talen. Het blijft waar dat tal van verschijnselen van 't Spaansch daarin geen equivalent vonden. Hoe die invloed precies geweest is, is moeilijk na te gaan. Vermoedelijk

juist is:

o. dat de futuur-vorm met een partikeltje (schoon dit - lo - van 't Holl. ‘loopen’ komt) analoog is met het Karaïbische ba;
2°.
dat de verl. tijd met a aangeduid wordt (K. ook a), terwijl dit a niettemin wel Sp. kan wezen (ha van haber);
3o. dat de tegenw. tijd ta vereischt (K. en), wat wel van Sp. esta kan komen. Voorb.: lo mi bini, ik zal komen, c ta papia hij (zij) spreekt, bo a keir, jij hebt gewandeld of wandelde (hist. perf.).

De meerv. vorm op -nan der zelfst. n.w. heeft geheel de Sp. (e)s-pluralis verdrongen. Ook dit kan K. zijn: num is er 't voorn. w. 3e pers. mv. Hetzelfde nan is ook dit en bez. v.n.w. 3e pers. mv. (Sp. su, zoowel enk. als meerv.). In 't enk. bezigt men soe (zijn, haar, ervan). Bij de bijv. n.w. komt nooit eenige verandering voor. Wel dient nan ook bij de aanw. v.n.w.; esnan, die mv.

De meerv. uitgang -nan wordt echter ook veel weggelaten (steeds als 't meerv. overigens duidelijk is). Geslachts-onderscheid is opgeheven, veel zelfst. n.w. gaan op a in pl. v. op o. Het lidw. is é (bep.) en oen (onbep.), in alle gevallen.

Persoonsuitgangen der werkw., evenals alle onregelmatigheden, zijn, op enkele sporen na, verdwenen (bam, laat ons gaan, van 't onregelm. vamos, naast bai, gaan). De inf.-uitgangen -ar, er, ir- zijn echter meestal nog vertegenwoordigd door -a, -e en -i (soms -i voor -e). en omgekeerd. De klemtoon valt er echter niet op, ook niet in de inf. Bij 't particiep wel (deze -a en e- stammen dus stellig van -ado en -ido en komen alleen voor in lijdende vormen). In verbinding met een enclitisch é (hem, haar, het) vervalt de niet betoonde slot-a en de é krijgt dan den klemtoon: mi no kiër asié, ik wil 't niet doen, maar: nan boeské, zij zoeken het.

De geb. wijs is de gewone inf., de ta en tabata-vormen zijn imperfectieven, de laatste voor 't verleden. Met de uitg. -a en -izijn ze lijdend op te vatten. Voorb.: bo ta skirbijij schrijft: estas escribiendo), tabata skirbi, hij (zij) schreef (estaba escribiendo); e brifi ta skirbi pa é, de brief wordt door hem (haar) geschreven, tabata skirbi, werd geschreven. Tin (er is, er zijn, er hebben) is in de imperf. vorm. tabatin. Lo en a dienen als hulpw.w. van wijze, om plusq., perf., fut. ex. en cond. uit te drukken: lo mi a skirbi, ik zal geschreven hebben enz.

Van de voorn.w. vermelden we: behalve es (deze, dit, die, dat) met -aki of-ai (Fransch -ci en- la), de pers. mi, bo, é, nos, boso, nan. Behalve é (dat doorsoe vervangen wordt), dienen ze alle ook als bez. v.n.w. Merkwaardig is de constructie: mi roeman soe kas, m'n broer z'n huis, die aan 't Sp. wel niet geheel vreemd, maar toch stellig onder Holl. invloed ontstaan is.

Van de telw. zijn die tusschen tien en twintig alle gewijzigd: 't zijn kenbare samenstellingen geworden: diëssinkoe, 15 (quince) enz. De ranggetallen hebben alleen promé (primer(o)) behouden; verder zegt men di dos, di tres, enz. voor 1e, 2e enz. Voor oeltimoe zegt men ook de laatste.

Zinsleer. Deze heeft zeker ook Hollandschen invloed ondergaan. Vermelden we alleen het weglaten van na (Sp. a) bij den datief; kiko bo a bisa soe roeman? Wat heb je 'r broer gezegd? Verder is in hoofdzaak de Sp. zinbouw waar te nemen. Alleen is de z.g. ‘inversie’ - zoo veel voorkomend in 't Sp. - niet overgenomen, behalve waar wij ze in onze taal ook zouden toepassen (bij voorb. na een

bijw.): oenda biba bo soesji? Waar woont je zuster?

Litt.: S. van Dissel, Curagao. Herinneringen en Schetsen, Leyden 1857, blz. 124-131. G.J. Simons, Beschr. v.h. Eiland Curagou. Oosterwolde 1868, blz. 130 v. - Gatchet, The Aruba and the Papiamento Jargon.

Amer. Phil. Soc. Philadelphia 1884, (aangehaald bij K. Martin, W.I. Skizzen.

Leiden 1887, blz. 124.). - A. Jesurun. Eenige beschouwingen over de volkstaal op Curagao. (Eerste jaarl. Verslag v.h. Gesch.- Taal-, Land- en Volkenk. Genootsch. gev. te Willemstad.

Amst. 1897, blz. 95 v.). Idem. Het Papiëmentsch (Tweede jaarl. Versl. 1898, blz. 75 v.). - H. van Kol. Naar de Antillen en Venezuela, Leiden 19o4, blz. 383-385). - Dr. Hendrik, P.N.

Muller, Door het land van Columbus. Haarlem 1905, blz. 414 en 415. - Dr. Augustin Krämer. Curagao, nebst einigen Bemerkungen über eine westindische Reise, 1899-1900 (Globus 1906 no. 19) - J.H.J. Hamelberg, Bespreking van Krämers artikel, (T.A.G. 1907, 7 Jan., blz. 108 v.). - Idem, De Nederl. op de W.I. Eilanden, Amst. 1909, blz. 75). - C.K.

Kesler, Iets over de W.I. dialecten (Het Onderwijs, Paramaribo, 8 Dec. 1915). - In het Derde Jaarl. Verslag van het genootschap te Willemstad vindt men een verzameling Curagao'sche sprookjes (Cuenta di nansi) in het Papiamentoe, met de vertaling (blz. 94-119). - Titels van geschriften in het Pap. vindt men in den Catal. d. Bibl. v.h. Kon. Inst. v.d. Taal-, Land- en Volkenk. v.

N.-Indie en het Ind. Genootschap en in Dr. Th. C.L. Wijnmalen's art. Les possessions néerl. dans les Antilles (Revue Col.

Intern. Tome. II, 1887 p. 400-401). Op Curagao verschijnen thans (1916) 3 couranten in het Papiamentsch (zie JOURNALISTIEK).

A.A.F.