Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Bloeds-eed

betekenis & definitie

Deze vorm van den eed, in het N.E. dringi-swerig enoemd, komt bij de Boschnegers voor. Hij werd althans vroeger door hen bij plechtige gelegenheden toegepast, zoo b.v. door de negers van Auka bij het sluiten van den vrede met de blanken op 21 Oct. 1760.

Hartsinck II, blz. 800, verhaalt de plechtigheid aldus: ‘Zestien Capiteinen van de Negers hebben voorts het Verdrag geteekend, en men was verpligt, het zelve boven en behalve den gewoonlijken Eed, die bij de Christenen gebruikelijk is, te bekrachtigen, volgens de manier der Negers: namelijk, aan ieder der Partijen werd een opening in den Arm gemaakt, en het daar uit vloeiende Bloed in een Calabas, waarin Water en een weinig Aarde was, opgevangen; waarna de Christenen, zo wel als de Negers, altemaal van dit mengzel gedronken hebben. Vervolgens sprak de Priester der Negeren den Vloek uit over allen, die dit Verdrag zouden breken of overtreden.’Bij het uitreiken der geschenken aan de Boschnegers, dat volgens het verdrag om de vier jaren plaats vond, werd de bloedseed telkens herhaald. Kappler, Holländisch-Guiana, Stuttgart 1881 blz. 236, vertelt hoe de ceremonie, die hem zeer ergerde, toeging. De aarde, die bij het bloed uit de respectieve rechterarmen in een nieuwe kalabas werd gevoegd, was volgens hem, witte pijpaarde, de zoogenaamde pimba-doti, die in de ceremonieën der boschnegers een groote rol speelt. Van dit mengsel moesten de hoofden der Boschnegers en de vertegen woordigers van het gouvernement drinken. Deze hernieuwing van den bloedseed duurde tot het begin van 1842, toen de geschenken voor het laatst uitgereikt werden. Volgens M.D.

Teenstra, De Landbouw in de Kol. Suriname, Gron. 1835, 2e deel, blz. 174 doopte ieder zijn vinger in het mengsel van bloed en aarde en stak dien vervolgens in den mond; ‘onder het proeven van dit mengsel staan, volgens het Negergebruik, de Gadomans met de handen en de oogen hemelwaarts geslagen, om den zegen voor de houders en den vloek over de verbrekers dier overeenkomst van hunnen Gado (God) af te smeeken.’ Teenstra is waarschijnlijk geen ooggetuige geweest zooals Kappler.

Ook met de Trio's hebben de Boschnegers den ‘bloedseed gedronken’. Zie C.H. de Goeje, Verslag der Toemoekhoemak-expeditie, Leiden 1908.

< >