Dr. Herman Johannes Aloysius Maria Schaepman (1844—1903) behoorde tot de belangrijke Nederlandse staatslieden, die aan het parlementaire leven van het laatste kwartaal der vorige eeuw aanzien en betekenis gegeven hebben.
Hij werd te Tubbergen geboren, studeerde aan het Seminarium te Rijsenburg in de theologie, werd in 1867 tot priester gewijd en toog een jaar later naar Rome, waar hij twee jaren doorbracht. Na den titel van doctor in de theologie te hebben verworven, keerde hij in 1870 naar het vaderland terug.
In hetzelfde jaar werd hij benoemd tot hoogleraar in de kerkgeschiedenis aan het Seminarium te Rijsenburg, waar hij college bleef geven, als professor extraordinarius, ook nadat hij in 1880 tot lid der Tweede Kamer was gekozen. Inmiddels had dr.
Schaepman in 1871 het katholieke tijdschrift „De Wachter” gesticht, dat in 1874 werd omgedoopt in „Onze Wachter”. Dan schreef hij tal van artikelen in een groot aantal dagbladen en tijdschriften.
Met dr. Kuyper was hij de schepper van de z.g. „coalitie”, het verbond tussen de Rooms-Katholieke en Anti-Revolutionnaire partij, dat verscheidene jaren lang het parlementaire leven in ons land beheerste.
In latere jaren werd zijn belangstelling voor de sociale politiek steeds groter en deed zijn streven in radicaal-democratische richting wel enkelen van hem vervreemden. De Paus verleende hem kerkelijke ere-ambten, waardoor hij gerechtigd was den titel van Monseigneur te voeren.
In 1902 reisde hij voor herstel van gezondheid naar Rome, waar hij in 1903 overleed.Dr. Schaepman was ook dichter; hij zou de Roomse da Costa kunnen heten, omdat zijn stijl en visie op die van da Costa gelijken. Zijn bekendste werken zijn: „Vondel”, „Parijs”, „Napoleon” en vooral de „Aya Sofia”.